Een set korte gedachten over LA.
Een grote parkeerplaats
Als je het goed bekijkt, is Los Angeles 1 grote parkeerplaats vol met auto’s, wat winkels, heel veel malls (in allerlei groottes and smaken: van mega-mall to strip-mall) en oh ja, er wonen af en toe ook nog mensen. Het is volgens mij niet mogelijk om een huis te kopen dat niet binnen gehoorsafstand van de snelweg ligt. Want de snelweg, da’s het hart van deze stad, deze conglomeratie. Of beter gezegd de bloedvaten. De metalen bakkies met mensen erin, die allemaal, meestal in hun eentje, ergens naar op weg zijn. Waarschijnlijk naar iets wat maar 5 minuten rijden is. Een verre neef waar we bij bleven zei trots dat er binnen 20 minuten lopen wel minstens letterlijk 5 Starbucks’en zijn. Waarop ik vroeg of mensen ook daadwerkelijk erheen lopen. ‘Nee, natuurlijk niet, daar heb je een auto voor!’.
De hipster donut shop
Het is niet makkelijk voor te stellen, maar Costa Mesa, ongeveer een half uur ten zuiden van Los Angeles, heeft geen ‘downtown’. Geen hart van de stad. 50 jaar geleden rook je er de sinaasappels nog, nu is het het helemaal volgebouwd. En omdat het zo langzaam gegroeid is, heeft niemand er ooit bij nagedacht om een centrum voor deze stad te maken. En dus stap je in de auto en ga je van winkel naar winkel, en van stripmall (een soort kleine winkelstraatjes naast de weg) naar stripmall.
We waren op zoek naar een plek met goede koffie, want je kunt een Nederlandse op vakantie nemen naar de VS, maar dat betekent niet, tot groot plezier van mijn niet-Nederlandse man, dat je de koffietijd achterlaat . En ik had zin in een een echte, authentieke donut. Niet zo eentje die uit alleen maar suiker bestaat en een dag oud is, maar donuts die vers uit de oven komen. We hadden geluk. Het wijze internet raadde ons aan in de auto te stappen, en 10 minuten te rijden en daar zouden ze zijn. En de dag voor Kerst hadden we geluk. We belandden midden in hipster-heaven. Vol met tatoeages, baarden en hippe kleren net zoals we dat in London gewend zijn. We konden kiezen uit 12 verschillende smaken donuts, keken recht de keuken in waar ze gemaakt werden en vroegen ons af hoeveel donuts we met zijn tweeën op konden zonder er ziek van te worden. We besloten 3 in totaal. Met bacon en maple syrup, met zout, en dan ook een meer traditionele met jam. Wat een geluk. We zaten buiten, op 24 December, met een heerlijke bak koffie, en onze wonderlijk smakende donuts.
Een aai over z’n bolletje
We stopten toen we een willekeurige parkeergarage zagen die de eerste twee uur gratis was. Gratis, dat trekt toch aan het Nederlandse hart. Ergens dichtbij Rodeo Drive, dat wisten we wel. We stapten uit, liepen naar de overkant van de straat en zagen een koffie-tent waar je buiten kon zitten. Heerlijk. Op 21 december, de korste dag van het jaar, en dan in de warme schaduw buiten koffie drinken. We zaten net toen het tafeltje naast ons kwam zitten. En we belandden direct in een filmsterren-gesprek. Over hoe de rol heel goed geschreven was. Even later kwam een advocaten vrind van hem langs. Effe snel zijn moeder introduceren, die elkaar al bleken te kennen via de advocaat zijn moeder. Veel plannen voor toekomstige lunches, diners, en misschien wel een boot-tochtje (‘Zo’n grote boot, daar moet je iets mee doen’, en ik vroeg me af wat je er behalve boot-tochtjes mee maken mee zou kunnen doen, maar dat terzijde) die waarschijnlijk nooit gaan plaatsvinden, van die afspraken. Korte haren, lange jongen, dichterbij de 30 dan de 20, met zijn moeder. Ja, zijn moeder. Ze keek melancholisch naar onze peuter en fluisterde ‘ze zijn maar zo kort jong, geniet er maar lekker van, mommy.’ Ik keek naar onze peuter, die alleen maar belangstelling had voor de blonde labrador die langsliep, en besefte me in 1 keer dat ze gelijk had. Het leven gaat inderdaad hard. Met deze peuter ga ik binnenkort praten over boten en vakanties en niet meer over hondjes en flesjes melk. Nog maar even een knuffel en een aai over z’n bolletje.
Over de doden niets dan goeds
Ik denk dat het komt omdat de VS geen koninklijke familie heeft, de eindeloze fascinatie met hun huidige en voormalige presidenten. En omdat we in de buurt waren, en ik mijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen, bezochten we de Nixon Presidential Library and Museum. Met mijn schoonvader, die eerst een student was en later in de diplomatieke dienst werkte, en dus veel van de gebeurtenissen die voor ons geschiedenis zijn, van dichtbij had meegemaakt. Nu, een paar weken later, weet ik nog niet precies wat ik van het museum moet denken. Het lijkt een beetje op een mortuarium, 1 verdieping hoog maar (maar da’s in dit gedeelte van de VS heel normaal, ruimte genoeg, dus waarom zou je verdiepingen bouwen) een veel donker steen. Veel somberheid en een fluisteratmosfeer. Met een introductiefilm, en een grote tentoonstelling en suppoosten die net iets te enthousiast op je af komen en het verhaal willen vertellen. En die een beetje zenuwachtig lijken, als vrijwilligers die niet betaald worden maar het dolgraag goed willen doen.
En de toon is een beetje wanhopig. Echt waar, Nixon deed ook hele goede dingen. Kijk, daar is de kist waarin de eerste panda uit China naar de VS kwam. En daar is zijn vrouw Pat, zijn steun en toeverlaat, die zich vooral heel goed toelegde op steun en toeverlaat zijn. De helikopter waar je in mag, en zelfs zijn oudershuis is verplaatst en staat in de tuin, als een soort misplaatst en uit de kluiten gegroeid tuinhuisje. De rozen rond de graven van Nixon en zijn vrouw bloeien, zelfs in het midden van de winter. Zo warm is het weer hier.
Nixon is nu echt geschiedenis. We vergeten de ruwe kantjes. Dit museum helpt daarbij. En we kijken vol nostalgie terug. Zelfs naar het aftreden, waar niet geheel verrassend, weinig aandacht aan wordt besteed. Het is vooral een monument. En over de doden niets dan goeds, vooral niet als ze recht voor je liggen.
De tweedehands boekenwinkel die er binnenkort niet meer is
De dierenwinkel ernaast was al een poosje gesloten maar er stonden nog een paar verlaten, lege kooien en een paar pakken hooi voor konijnen. De dames van de nagellak-bar aan de andere kant speelden verveeld met hun telefoons. Niet een heel veelbelovende locatie voor een tweedehands boekenwinkel. Maar die zat er toch, en ook al leek er van buiten niet veel leven in te zitten, hing het bordje op de deur toch resoluut op ‘Open’. Dus we gingen naar binnen.
Het rook als een tweedehandsboekenwinkel. Een beetje stoffig, een beetje muf, een beetje naar kennis die wacht op een nieuwe eigenaar. Het was er rommelig, rommeliger dan ik normaal verwacht had. Ik hoorde de eigenaresse aan de enige andere klant vertellen dat ze vrij recent de zaak had overgenomen. Niet helemaal vrijwillig, hoorde ik in haar stem. De vorige eigenaar was ziek geworden. Te ziek. En zij was haar baan verloren. Dus besloot ze dit maar te gaan doen. De frustratie spatte er vanaf af. Ze was te luid, te veel bezig met rommelen en rondlopen om echt een eigenaar van een tweedehandsboekenwinkel te zijn. Ik parkeerde man en kind in het kinderhoekje, en ging op jacht. Want ondanks alles, was er de kans dat er boeken over boeken waren. Mijn grote liefde. Ik vond de goedkope romannetjes, en de Amerikaanse boeketreeks. De horror en science fiction, dicht op elkaar gepakt, boeken die eruit zagen alsof ze in je handen zouden verkruimelen als je ze van de plank zou pakken. Die boeken waren nooit bedoeld om zo lang mee te gaan. Om tweedehands te worden. Die hadden al lang weggegooid moeten worden.
Verder in mijn jacht. Kookboeken, reizen (natuurlijk voornamelijk over de VS), geschiedenis (waar natuurlijk veel presidenten in vertegenwoordigd waren), religie. En daar zag ik ze, op de bovenste plank in een donker hoekje omdat de lamp erboven kapot was: mijn boeken over boeken. Een magere opkomst, een boek of 10, waarvan er een paar waren die ik al had, en een paar waar ik geen interesse in had. Maar ook een boek over boekverbrandingen in Amerika. En tja, die kan ik niet laten staan.
Ik bracht mijn nogal magere oogst naar de kassa, waar ik probeerde een praatje te maken, wat niet lukte. Het was een transactie, dit, niet een gelegenheid om boekenliefde te delen. Mijn hart huilde een klein beetje. En toen ik de deur uitliep wist ik het zeker: deze boekhandel is er de volgende keer dat ik hier ben niet meer. Zonde.